wadkanovaren.nl

De natuur op het wad

laatst bijgewerkt: 28-9-2014

Bijzonderheden over belangrijke natuurgebieden op het wad

Dit onderwerp is ook als pdf te downloaden.

Het wad is in de eerste plaats een natuurgebied. Maar de Waddenzee is ook een geliefd gebied voor recreatievaart, waaronder kanoërs. Het wad is een belangrijk gebied voor zeehonden, vele vogelsoorten, vissen en andere zeeorganismen, zoals krabben en schelpdieren. Juist aan die natuur ontleent het wad zijn aantrekkelijkheid voor veel mensen. Het is dus mede in belang van de recreatie dat de natuur op het wad in stand wordt gehouden en zo veel mogelijk verder wordt ontwikkeld. Op tal van plekken op het wad zijn de belangen van natuur en recreatie strijdig met elkaar. Het gaat dan enerzijds om broedgebieden, werp- en zoogplekken voor zeehonden, foerageergebieden, ruigebieden, opvetgebieden voor de vogeltrek, hoogwatervluchtplaatsen en mosselbanken en anderzijds om mooie plekken om te kunnen droogvallen, te kunnen wadlopen en met de kano op zandplaten en kwelders te kunnen aanlanden. De verschillende organisaties uit zowel de recreatiehoek, de natuurbescherming als de overheid proberen zo goed mogelijk aan alle belangen tegemoet te komen. Uitgangspunt is dat daar waar de kwetsbare natuur in het gedrang zou komen door menselijke activiteiten de natuur voorrang krijgt en dat voor zo'n gebied een beperkte toegankelijkheid geldt, variërend van een totaal betredingsverbod gedurende het hele jaar tot rustige doorvaart of beperkte toegang op één plek tijdens een bepaalde periode. Helaas wordt deze voorrang voor de natuur wel geweld aangedaan en terzijde geschoven zodra er economische belangen in het spel zijn, zoals bijvoorbeeld het geval is rond de Eemshaven en de Eems. Wat dat betreft zouden de commerciële activiteiten op en rond de Waddenzee op termijn een grotere bedreiging kunnen zijn voor het gebied dan de recreatieve activiteiten op het wad. In het verleden leverde ook de verschillende vormen van visserij conflicten op met natuurbescherming, maar tegenwoordig zijn er goede afspraken gemaakt waardoor visserij en natuurbescherming in het algemeen goed samenwerken.

De Waddenzee is tot natura2000 gebied verklaard en op grond daarvan geldt voor tal van gebieden een beperkte toegankelijkheid, zoals voor een groot aantal artikel 20-gebieden. De beperkende toegankelijkheid van veel gebieden is op de zeekaarten aangegeven, maar in de praktijk kan op grond van de actuele situatie de toegankelijkheid van een gebied afwijken van hetgeen op de kaarten staat aangegeven. vanaf 2014 wordt op enkele plaatsen dynamische zonering toegepast, wat inhoudt dat afgeweken kan worden van de standaard regels van toegankelijkheid zoals op de zeekaarten is aangegeven en dat bepaalde gebieden wel of niet tijdelijk opengesteld of gesloten kunnen worden. Zie bij art.20gebieden voor een gedetailleerd overzicht van de actuele situatie m.b.t. de toegankelijkheid van gebieden.
De overheid - in de persoon van de handhavers op het wad - en de natuurbeheerders streven er naar gebieden niet onnodig voor menselijke activiteiten af te sluiten en werken er aan om gedurende het jaar pragmatische maatregelen op maat te maken. Jaarlijks wordt bekeken welke gebieden afgesloten moeten worden en gedurende welke periode.

Een goed omgaan met de natuur van het wad staat of valt met voldoende kennis bij zowel de recreatieve gebruiker van het wad als de wadbeheerders en natuurwachten; de meeste verstoringen worden veroorzaakt door onkunde en onbekendheid met de plaatselijke situatie. Daarom is het belangrijk dat enerzijds er vanuit het beheer en toezicht maatwerk kan worden gegeven aan de recreanten op het wad in de vorm van actuele en pragmatische informatie over gebieden en natuur en anderzijds dat recreanten aan de beheerders en natuurwachten laten weten wat hun vaar- en verblijfsplannen en wensen zijn. Als bijvoorbeeld een groep kanoërs op een bepaalde dag naar Engelsmanplaat wil gaan, kunnen beheer en vogelwachters aangeven waar je als kanoër het beste kunt aanlanden en waar je weg moet blijven. Dat hoeft niet bij elke tocht opnieuw nagevraagd te worden als die informatie over waar je wel of niet kunt komen actueel wordt gehouden op een centrale site op internet. Alle andere sites die iets met het wad te maken hebben kunnen eenvoudig naar die centrale informatieplek verwijzen of linken zodat iedereen via zijn eigen informatiebronnen zonder veel zoekwerk aan actuele informatie over specifieke plekken op het wad kan komen.
Een voorbeeld van het gevolg van verstoring door een gebrek aan actuele informatie is te vinden in het verslag evaluatie betreden Engelsmanplaat

Op onderstaande figuur zijn de hoogwatervluchtplaatsen (hvp's) voor vogels en de werp- en zoogplekken van zeehonden aangegeven. Met hoogwater verzamelen veel vogels zich op de hvp's. Daar rusten de vogels uit en verteren het voedsel dat ze met laagwater op het wad hebben opgenomen. Daarom is het belangrijk dat de vogels op de hvp's met rust worden gelaten en niet worden verstoord. Houd dus zo veel mogelijk afstand tot vogels op hvp's. Het verstoren van vogels op hvp's is strafbaar, ook als de hvp in een vrij toegankelijk gebied ligt.



Om de kennis over enkele diersoorten te vergroten, volgt hier een korte omschrijving van de wensen die een aantal diersoorten hebben met betrekking tot hun leefgebieden en waarom die soorten bescherming nodig hebben. In het algemeen kan gezegd worden dat verstoring van broedende vogels en zogende zeehonden uit den boze is en een nadelig effect heeft op de overlevingskansen van die dieren. Als vogels hun nesten of jongen moeten verlaten neemt de kans toe dat meeuwen, kraaien en roofvogels toeslaan. Maar menselijke verstoring is slechts één van de factoren die het broedsucces beïnvloeden; naast negatieve menselijke activiteiten zijn voedselaanbod, roofdieren, ziektes, kou, slecht weer en overspoelen bij extra hoog tij natuurlijke factoren die het aantal volwassen nakomelingen negatief kunnen beïnvloeden. Daarnaast hebben ook de gevaren die de dieren buiten het waddengebied lopen, denk aan vogeltrek en op zee jagende zeehonden, een negatieve invloed op de overlevingskansen van de dieren. Bij de bespreking van de zeehonden en sommige vogelsoorten wordt apart uitgelegd waarom bescherming noodzakelijk is.



Na de beschrijving van een aantal soorten volgt een overzicht van de gebieden waarvoor beperkte of geen toegankelijkheid geldt en wordt zo goed mogelijk uitgelegd waarom voor deze gebieden die maatregelen gelden. Kijk ook op actueel voor de laatste informatie over de toegankelijkheid van specifieke gebieden.


bijzonderheden gebieden met beperkte toegankelijkheid

Bijzonderheden zeehonden en vogels op het wad

De gewone zeehond jaagt vooral op bodemgebonden vissen in de Waddenzee en in de Noordzee. Om jongen te werpen, te verharen en om te rusten kiest de zeehond droogvallende platen in de hele Waddenzee, vooral langs geulen met een vrij steile oever. De jongen worden in mei tot juli geboren. Tijdens de zoogtijd en in de zomermaanden wanneer de dieren verharen, verblijven ze veel op zandplaten. De jongen van de gewone zeehond kunnen direct zwemmen en met hun moeder terugkeren naar de plek waar ze gezoogd worden. De meeste jongen worden geboren in het oostelijk deel van de Waddenzee, vanaf Schiermonnikoog tot en met het Eems-Dollard-gebied. In de winter trekken veel gewone zeehonden naar de Noordzee, waar ze vooral in het kustgebied verblijven.
Bescherming: Een jong wordt 40 tijen gezoogd (dus 20 dagen). Na die 20 dagen moet het jong op eigen kracht op voedsel jagen. Als een moeder gestoord wordt tijdens het zogen gaat die keer zogen verloren. Gebeurt dat vaker dan zal het jong na 20 dagen een achterstand hebben opgelopen in groei en vetaanmaak en een grotere kans hebben het op eigen kracht niet te redden. Als moeder en jong verstoord worden en zich zwemmend uit de voeten maken, bestaat de kans dat moeder en jong elkaar kwijt raken en er een huiler ontstaat.
Ook tijdens de verhaarperiode zijn de dieren extra kwetsbaar. Om die reden zijn de meeste zeehondgebieden tot 1 september afgesloten.


De grijze zeehond leeft en foerageert vooral op open zee. De Waddenzee is belangrijk voor ligplaatsen en niet of nauwelijks als foerageergebied. Voor de voortplanting is het dier afhankelijk van permanent droogvallende platen, stranden en duinen. In de Nederlandse wateren worden pups geboren van december tot februari. In maart en april verharen de zeehonden. Gedurende de eerste twee weken na de geboorte kunnen jonge grijze zeehonden niet zwemmen en na het spenen blijven de jongen nog een aantal dagen op de kant voordat ze zelfstandig op jacht gaan.
De grootste concentraties bevinden zich vooral in het westelijke deel van het wad op de Richel, de Razende Bol en de Engelse Hoek, dus in of dicht bij de Noordzeekustzone. Ook meer oostelijk in het Nederlandse waddengebied en ten noordwesten van Borkum bevinden zich kleine aantallen grijze zeehonden, meestal op zandbanken nabij de kust. Een wat grotere kolonie heeft zich direct ten oosten van Borkum gevestigd.
Bescherming: Omdat de jongen van de grijze zeehond op de plaat bljven is de kans dat moeder en jong elkaar kwijt raken veel kleiner dan bij de gewone zeehond. Bovendien worden de jongen in de winterperiode geboren, waardoor de kans op verstoring sowieso kleiner is. Maar verder geldt ook voor de grijze zeehond dat een verstoring tijdens het zogen verlies van een zoogbeurt betekent.


Eidereenden broeden van half april tot eind augustus vaak in de buurt van meeuwen en sterns. Het zwaartepunt van broedende eiders ligt in het oostelijke deel van de Waddenzee bij Rottumeroog en Rottumerplaat. Vanaf eind mei verzamelen de ruiende eidereenden zich in de Waddenzee tijdens hoogwater op gemeenschappelijke rustplaatsen, zoals stranden, kwelders, dijken en op het open water.
Eidereenden zijn voedselspecialisten die het liefst mosselen eten, waarbij de mossels op permanent onderwater liggende mosselbanken door hun dunne schelp het meest in trek zijn. De eenden duiken bij voorkeur in ondiep water tot 5 meter diepte.
Bescherming: Voor opgroeiende kuikens zijn de mosselbanken net ten zuiden van de eilanden belangrijk als foerageergebied. Ze eten in hun eerste levensfase vooral kleine ongewervelden en broedval van schelpdieren die ze vinden op en nabij de mosselbanken. Voor eidereenden is rust tijdens de hoogwaterperiode belangrijk. Ze hebben de hele periode rond hoogwater nodig om de schelpdieren te verteren. Als ze verstoord worden en opvliegen (en dat doen ze eerder dan veel andere watervogels) bestaat de kans dat de vertering nog niet voltooid is bij de volgende foerageerperiode tijdens laagwater en dat daardoor de eidereenden dan onvoldoende voedsel kunnen opnemen.


De sterns - grote stern, visdief, noordse stern en dwergstern - zijn koloniebroedvogels van rustige, schaars begroeide zandplaten en soms ook van kwelders in het kustgebied. Geïsoleerde eilanden zonder predatoren als vossen en ratten zijn favoriet. De belangrijkste broedlocaties van de grote stern en noordse stern liggen op Griend. Verder zijn er nesten van de grote stern op Texel, de Boschplaat op Terschelling, op Rottum en op bedrijventerreinen langs het Eems-Dollard-estuarium. Momenteel ontwikkelen zich elders in het waddengebied kolonies van de grote stern en noordse stern, zoals op de Feugelpôle te Ameland.
Het visdiefje heeft verschillende kolonies verspreid over het hele waddengebied.
De belangrijkste broedplaatsen van de dwergstern liggen op afgesloten gebieden als de Vliehors, de Hors op Texel, het Rif/Engelsmanplaat en Rottumeroog en Rottumerplaat.
De grote stern broedt van mei tot eind juli. De visdief, noordse stern en dwergstern broeden van mei tot eind augustus. Sterns duiken naar kleine vissoorten en andere kleine dieren op relatief korte afstand van het nest; de dwergstern jaagt binnen een straal van een paar honderd meter, visdief en noordse stern tot maximaal 3 kilometer en de grote stern tot maximaal zo'n 10 kilometer vanaf het nest.
Bescherming: Afgezien van het feit dat bij verstoring van de broedkolonies de vogels van hun nesten en jongen worden verjaagd vergroot verstoring de kans op het roven van eieren en jongen door meeuwen, kraaien en roofvogels.


Lepelaars zijn op steeds meer plekken op de waddeneilanden gaan broeden, alleen op Griend en enkele zandplaten broeden de lepelaars niet. De vogels leven van kleine visjes en garnalen die ze tot op 40 km afstand van de broedkolonie zoeken. Ook op Balgzand en ten oosten van Den Oever liggen broedkolonies. Lepelaars broeden van half april tot juli.


De hoogste dichtheden van scholeksters worden aangetroffen in de buurt van mossel- en kokkelbanken. Het belangrijkste voedsel bestaat uit kokkels, mosselen, wadpieren en zeeduizendpoten. Tijdens het overtijen en in periodes met wind uit het noordwesten en verhoogde waterstanden worden in binnendijks gelegen graslanden ook wormen gegeten. Scholeksters zijn plaatsgetrouw aan hun voedsel- en rustgebieden en individuele scholeksters leven in een relatief klein gebied. De individuen die hun voedselgebieden verlaten als gevolg van verstoring, een koude-inval of om andere redenen, kunnen dus niet zonder meer terecht in gebieden waar al andere scholeksters aanwezig zijn. De gezamenlijke rustplaatsen (vaak hoogwatervluchtplaatsen) liggen in de buurt van de foerageergebieden en bestaan uit rustige, open gebieden, met een lage vegetatie, zoals stranden, zandbanken, kwelders, dijken, graslanden en akkers. Na het broedseizoen concentreren scholeksters zich in grote groepen om te ruien en te overwinteren, o.a. in het waddengebied .


De meeste kluten trekken ’s winters weg naar het zuiden. In december-februari worden in ons land weinig kluten gezien. Nederland vervult tijdens de trektijd een belangrijke functie als pleisterplaats voor kluten. Deze trek vindt vooral plaats in augustus-november en maart-april. Het voorkomen van doortrekkers, nazomerpleisteraars (inclusief ruiende vogels) en overwinteraars van de kluut is gebonden aan getijdengebieden en in mindere mate aan grote moerasgebieden als de Oostvaardersplassen. De hoogste aantallen worden bij Noord-Friesland buitendijks en in de Dollard waargenomen. De vogels broeden verspreid over het wad in losse kolonies.
Kluten zoeken bij voorkeur voedsel, zoals kleine kreeftachtigen, insecten en wormen, op slikkige platen en langs geulranden. In de ruitijd verzamelen de kluten zich op slibrijke platen zoals die voorkomen in de kwelderwerken en in de Dollard, of in grote ondiepe, vaak beschutte wateren. De rustbiotoop bestaat uit ondiep water. In getijdengebieden bepalen eb- en vloedritme de dagindeling, de vogels ‘overtijen’ dan op hoogwatervluchtplaatsen. Buitendijks rusten kluten tijdens de hoogwaterperioden vooral in grote groepen langs randen van kwelders.


De meeste van de Nederlandse broedende bontbekplevieren trekken in de winter naar het zuiden. De soort is buiten de broedtijd vooral een doortrekker, waarbij de aantallen tijdens de najaarstrek (augustus en september) het hoogst zijn. In het voorjaar zijn er doorgaans twee (maart en mei) doortrekpieken in ons land. In de winter zijn de aantallen bontbekplevieren in Nederland klein. In het waddengebied zijn de grootste aantallen te vinden langs de Friese Noordkust, rond de Eems-Dollard en op Texel. De meeste vogels volgen het getijdenritme, al foerageert een deel van de vogels ook op de rustplaatsen tijdens hoogwater. De voedselbiotopen zijn de drooggevallen vaak zandige getijdenplaten waarbij de voorkeur uitgaat naar harde bodems in het wad met veel darmwier. Tijdens hoog water ziet men bontbekplevieren vaak foeragerend op de kwelders en schorren. Het voedsel van de bontbekplevier bestaat uit zeeduizendpoten, kleine krabben en andere kreeftachtigen, wormen, insecten en wadslakjes. De rustbiotopen of gezamenlijke hoogwatervluchtplaatsen bevinden zich op zandplaten, stranden, maar ook op kwelders en binnendijks en op kale akkers.


De kanoet is geheel gebonden is aan de zoute getijdengebieden van de Waddenzee en de zuidwestelijke Delta en incidenteel (bijvoorbeeld bij dichtvriezen van de Waddenzee) ook in de Noordzeekustzone. Ze vertonen een voorkeur voor grote open wadlandschappen en vormen vaak grote concentraties. Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld op Griend, de Richel, Vliehors en het Balgzand, vormen kanoeten groepen van tienduizenden vogels. In de Waddenzee komt de kanoet niet zo veel voor aan de vastelandkust (met uitzondering van Balgzand); overtijers hebben de voorkeur voor afgelegen zandvlakten.
In Nederland zijn twee populaties van kanoeten tijdelijk aanwezig. De ene populatie (ondersoort Calidris canutus canutus) trekt in de nazomer door ons land als ze van het broedgebied in centraal Siberië naar de overwinteringsgebieden in West-Afrika vliegt. Bij de terugkeer in omgekeerde richting in het voorjaar pleistert deze populatie nauwelijks binnen onze landsgrenzen. De andere populatie (ondersoort Calidris canutus islandica) broedt in Noord-Canada en Groenland en is van de nazomer tot in mei in ons land. De grootste aantallen worden in augustus gesignaleerd. Het gaat dan om een gemengde populatie van beide ondersoorten.
Het voedselbiotoop bestaat uit zandige of slikkige getijdenplaten. De kanoeten vormen bij het foerageren grote compacte groepen die in één getijdencyclus een groot oppervlak aan wadplaten afzoeken. Omdat hij zich gespecialiseerd heeft in kleine tweekleppigen is de kanoet min of meer gebonden aan getijdenplaten met grote dichtheden aan schelpdieren, vooral nonnetjes, in de bovenste bodemlaag. Omdat kanoeten de schelpdieren in hun geheel doorslikken, mogen de te eten prooien niet groter (tot 2 cm) zijn dan zijn bek hem toestaat. Kanoeten concentreren zich meestal in enkele grote groepen op specifieke rustlocaties: permanent droge, kale hooggelegen zandplaten.


De drieteenstrandloper is een uitgesproken lange-afstandstrekker. In Nederland is de soort doortrekker en langdurige wintergast. De vogel broedt hier niet. Met uitzondering van de broedperiode in juni t/m augustus kunnen ze steeds in de Waddenzee worden aangetroffen. De drieteenstrandloper komt vooral voor in de westelijke en in mindere mate in de oostelijke Waddenzee. De vogel ontbreekt nagenoeg langs de vastelandkust van de Waddenzee. Voor overtijen heeft de soort de voorkeur voor afgelegen zandplaten als Richel, Noorderhaaks, Engelsmanplaat, de Razende Bol, Rottumerplaat, Simonszand en Vliehors. Slibrijke bodems worden vermeden.
Drieteenstrandlopers foerageren in kleine groepjes van hooguit enkele tientallen exemplaren langs de vloedlijn. Ze hebben een grote verscheidenheid aan voedsel; ze eten allerlei wormen, kleine kreeftachtigen, insecten en zelfs aas.


De bonte strandloper komt in Nederland voor als doortrekker en als overwinteraar en het is een van de talrijkste vogelsoorten in de Waddenzee maar broedt hier niet. De soort is het hele jaar present, met lage aantallen in juni en juli en met relatief hoge aantallen in augustus-november en maart-mei. Op sommige plaatsen concentreren zich groepen van enkele tienduizenden bonte strandlopers. Belangrijke concentraties in de Waddenzee komen voor op Griend, Richel en in de Dollard. Op Vlieland en in het oosten van het waddengebied komen relatief hoge dichtheden voor. De voedselbiotopen zijn zandige maar ook zeer slikkige platen in getijdengebieden en alle gradaties daar tussenin.
De bonte strandloper foerageert op bodemfauna. Hij eet voornamelijk wormen en daarnaast ook kleine schelpdieren en kreeftachtigen. Tijdens hoogwater gaat de soort soms door met voedsel zoeken op hooggelegen delen van de getijdenplaten, aan de kwelder- of dijkrand of op drassige plaatsen binnendijks. De bonte strandlopers gebruiken doorgaans kwelders, zand- en modderbanken, stranden en inlagen als gezamenlijke hoogwatervluchtplaatsen en deelt die plaatsen vaak met andere vogelsoorten.


De rosse grutto’s die in Nederland worden aangetroffen zijn doortrekkers die broeden in arctische gebieden. De soort is in de Waddenzee het hele jaar present, met lage aantallen in juni, doortrekpieken in augustus, april en mei. De hoogste aantallen worden steevast in de westelijke Waddenzee gezien. De soort overtijt veel meer op de eilanden dan langs de vastelandkust op droog blijvende kwelders en zandplaten met lage vegetatiebedekking. Grote concentraties komen vooral voor op afgelegen zandplaten als Griend, Richel, Vlieland, samen met kanoet en bonte strandloper. De rosse grutto gebruikt Nederlandse kustgebieden ook als ruigebieden. Ze foerageren voornamelijk op wormensoorten (wadpier, zeeduizendpoot, schelpkokerworm); zowel de zandige als slikkige wadplaten worden als voedselgebied gebruikt. Tijdens de voorjaarstrek in het waddengebied zijn echter plaatselijk massaal foeragerende rosse grutto’s binnendijks op graslandpercelen te zien, vooral op pas gemaaide percelen, waar ze emelten eten.


De wulp is de grootste Nederlandse steltloper. Nederland is een belangrijk ruigebied. De soort is het hele jaar present, met lage aantallen in mei en juni (broedtijd) en relatief hoge aantallen tijdens de najaarstrek in augustus-september. De soort komt zeer verspreid over het gebied voor, maar de Friese kust is relatief belangrijk. Grote aantallen overtijen op het eiland Griend. Hoogwatervluchtplaatsen liggen vaak op kwelders en schorren, zowel in hogere vegetatie als op schaars begroeide plaatsen en zowel diep op de kwelder als langs de kwelderrand. Soms overtijen ze ook op schaars begroeide akkers binnendijks. Vogels die in het binnenland foerageren, vliegen deels naar de kust om te rusten en te slapen. De wulp foerageert zowel op vrij zandige platen als in meer slikkige gebieden, op en langs de randen van mosselen oesterbanken of op platen met veel geulen. Bij hoogwater foerageert de soort ook verder van de Waddenzee tot op 20 km afstand op graslanden. In getijdengebieden bestaat het voedsel uit wormen, jonge strandkrabben (vooral ’s zomers) en andere kreeftachtigen, plaatselijk ook uit schelpdieren. Wulpen zijn schuw en vliegen al op bij verstoring op relatief grote afstand.


De bergeend is een kustvogel die grondelend, zwemmend of lopend foerageert op voornamelijk bodemdieren in ondiep water en op slikvlakten. Karakteristiek is een heen en weer zwaaiende halsbeweging waarbij de toplaag van het slib wordt uitgezeefd. De bergeend volgt in het getijdengebied min of meer het getijdenritme, maar concentreert zich nauwelijks op hoogwatervluchtplaatsen en foerageert ook bij hoog water.
In Nederland is de soort het gehele jaar door aanwezig, met het zwaartepunt in oktober en november. Na de broedtijd vertoont de bergeend sterke ruitrek, waarbij vogels uit geheel Noordwest-Europa zich traditioneel voor de rui verzamelen in de Duitse Waddenzee. Een groeiend aantal bergeenden ruit echter in de Nederlandse Waddenzee, onder andere bij Wieringen en ten oosten van Griend. Buiten de ruitijd zijn de grootste concentraties te vinden op hooggelegen slikkige gebieden langs de Fries-Groningse kust en op het Balgzand.



bijzonderheden zeehonden en vogels

natuurgebieden met een beperkte toegankelijkheid     

In de kaart hiernaast zijn in groen en in één geval in geel de gebieden aangegeven waarvoor een beperkte toegankelijkheid geldt of die in het geheel niet toegankelijk zijn. Met een V en/of een Z wordt aangegeven of het gebied ter bescherming van vogels, zeehonden of beide beschermd wordt.
Van een aantal gebieden volgt hieronder een beschrijving en uitleg waarom de toegankelijkheid is beperkt. De nummers bij de groene velden verwijzen naar de beschrijvingen hieronder.

1. Razende Bol-Noorderhaaks De noordelijke helft niet toegankelijk van 15/5 - 1/11. Rustplaats voor met name de grijze zeehond. De verstoring door dagjesmensen en kitesurfers is groot maar lastig te bestrijden


2. Mosselgaatje: Niet toegankelijk vogelgebied


3. Breezandkust: Niet toegankelijk vogelgebied


4. Vlakte van Kerken: Niet toegankelijk vogelgebied


5. Noordelijke baai De Cockdorp: Niet toegankelijk vogelgebied


6. Posthuis Wad: Niet toegankelijk vogelgebied, HVP
Voor het overige gebied onder de kwelder van Vlieland geldt geen beperking, maar de actuele situatie m.b.t. vogels en zeehonden kan er toe leiden dat delen van het gebied tijdelijk worden afgesloten. Dit gebied herbergt zeehonden en is van groot belang voor vogels als hvp en als voedselbron.


7. Richel: niet toegankelijk vogel- en zeehondengebied. Het gebied wordt bewaakt door vogelwachters.


8. Jacobs Ruggen: niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Rustgebied voor zeehonden.


9. Griend: Niet toegankelijk vogelbroedgebied. Het gebied wordt bewaakt door vogelwachters.


10. Dellewal / Jetjes Zand: Niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Rust- en zooggebied voor zeehonden.


11. Noordoost van Vingegat : Niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Rust- en zooggebied voor zeehonden.


12. Friesche Wad: Ruigebied voor eidereenden en bergeenden tussen juli en september. Voor het gebied geldt geen beperking, maar de actuele situatie kan er toe leiden dat delen van het gebied tijdelijk worden afgesloten of dat er beperkende maatregelen gaan gelden zoals alleen 3 uur rond hoogwater toegankelijk, langzaam varen zonder aanlanden.


13. Ten zuiden van Blauwe Balg: Niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Rust- en zooggebied voor zeehonden, foerageergebied voor vogels.


14. Wad en kwelder Boschplaat: Niet toegankelijk tussen 15/3-15/8. Rust en foerageergebied voor vogels. Wadwachters zijn op het eiland aanwezig. Dit gebied is wellicht geschikt voor een pragmatisch toegankelijkheid beleid.


15. Koffieboonenplaat: Niet toegankelijk tussen 15/3-1/11. Rust- en foerageergebied voor vogels en zeehonden. Dit gebied is wellicht geschikt voor een pragmatisch toegankelijkheid beleid.


16. Blauwe Balg: Niet toegankelijk tussen 1/4-1/9, behoudens de betonde geul 3 uur voor tot 2 uur na hoogwater. Aan de noordkant liggen oudere zeehonden die aan verstoring gewend zijn; aan de zuidkant liggen jongere dieren die juist de rust opzoeken en worden pups gezoogd. De recreatievaart zou graag door een geul over het Hoge Wier tot het Friesche Wad richting Ameland en het oostelijke wad kunne varen i.v.m. de nautische veiligheid.


17. Wadkust bij vrijheidplaat: Niet toegankelijk vogelgebied van 15/3-15/8


18. Hoge Wier : Rust- en zooggebied voor zeehonden, niet toegankelijk tussen 15/5-1/9.


19. wad en kwelder Het Oerd : Vogelgebied, niet toegankelijk tussen 15/3-15/9.


20. Holwerderbalg /Het Bultje: Niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Rust- en zooggebied voor zeehonden.


21. Het Rif: Niet toegankelijk 3 uur rond hoogwater. In het broedseizoen is het gebied permanent afgesloten, m.u.v. het natte strand. Belangrijk en kwetsbaar broedgebied voor o.a. diverse soorten sterns.


22. Engelsmanplaat/ de Hiezel: De zuidoosthoek van Engelsmanplaat (de Hiezel) ontwikkelt zich tot een broedgebied voor enkele sternsoorten. Gedurende het broedseizoen wordt de Hiezel afgesloten. De afsluiting wordt aangegeven met verbodsborden. Tijdens hoogwater is de Hiezel en met name de aangrenzende plaat ten westen ervan een belangrijke hoogwatervluchtplaats. Hoewel dit geen art20-gebied is, wordt met klem verzocht het gebied in de periode van 3 uur voor tot 3 uur na hoogwater niet te betreden. Het is vrijwel zeker dat je dan grote groepen vogels zult verstoren. Als kanoër kun je het beste ter hoogte van het baken aanlanden.
Vanuit het westen loopt een ondiepe slenk naar het midden van Engelsmanplaat waardoor dat deel bij hoogwater tegenwoordig onderloopt en er zich nieuwe kokkel- en mosselbanken hebben ontwikkeld. Het middengebied ontwikkelt zich daardoor verder tot een gevarieerd foerageergebied voor vogels. Gedurende een groot deel van het jaar zijn vogelwachters aanwezig.


23. Brakzandergat: Zeehondengebied, niet toegankelijk tussen 15/3-1/9.


24. Groningerbalg / Poepegat: Zeehondengebied, niet toegankelijk tussen 15/3-1/9.


25. Wad en kwelder Schiermonnikoog Foerageer- en broedgebied voor veel vogelsoorten en foerageergebied voor (jonge) zeehonden, niet toegankelijk tussen 15/4-15/7.


26. Wad en kwelder Schiermonnikoog Schildersron Foerageer- en broedgebied voor veel vogelsoorten en foerageergebied voor (jonge) zeehonden, niet toegankelijk tussen 15/4-15/7.


27. Simonszand Rust- en zooggebied voor zeehonden en hvp en foerageergebied voor veel vogelsoorten. Het westelijke zeehondengebied is niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Heel Simonszand is niet toegankelijk 3 uur rond hoogwater met uitzondering van de uiterste noordoost- en de uiterste zuidpunt (Spruit).


28. Rottumeroog, Rottumerplaat, Boschplaat en Zuiderduintjes: Het hele gebied rondom Rottumeroog, Rottumerplaat en Schiermonnikoog is samen met Boschwad en Horsbornzand (nr 29,zie onder) belangrijk voor veel vogelsoorten als broed- en foerageergebied gedurende vrijwel het hele jaar. Tijdens de trek verzamelen zich in dit gebied grote aantallen vogels. Voor zeehonden is het een belangrijk zoog- en verhaargebied. Het gebied is het hele jaar niet toegankelijk, met uitzondering van de betonde geul tussen Rottumerplaat en Rottumeroog, die alleen is afgesloten van 15/5-1/9. Op beide eilanden zijn natuurwachters aanwezig. Bij de recreatievaart bestaat echter behoefte aan een pleisterplaats op doortocht naar Dollard en het Duitse wad. Ook de zeekanoërs dringen aan op een beperkte pleisterplaats bij voorkeur op het strand van Rottumerplaat.


29. Boschwad en Horsbornzand: Het hele gebied is samen met Rottumeroog, Rottumerplaat, Boschplaat en Zuiderduintjes (zie nr 28) belangrijk voor vogels als foerageergebied gedurende vrijwel het hele jaar. Tijdens de trek verzamelen zich in dit gebied grote aantallen vogels. Voor zeehonden is het een belangrijk zoog- en foerageergebied. Het gebied is niet toegankelijk van 15/5-1/9.


30. Punt van Reide / Reiderplaat: Dit gebied is het meest oostelijke zeehondengebied van het Nederlandse wad. Punt van Reide is permanent verboden gebied, de Reiderplaat is niet toegankelijk tussen 15/5-1/9. Van de overige Dollard is met name het gebied rond de geul bij Nieuwe statenzijl een foerageergebied voor veel ganzen en andere vogelsoorten. De zoutwaterrietvelden bij Nieuwe Statenzijl zijn broedgebied van verschillende bijzondere vogelsoorten.


Duitse beschermde gebieden: Deze gebieden worden, bij gebrek aan informatie, niet apart behandeld. Op de zeekaarten staan grote gebieden aangegeven als zone 1 gebieden. Voor deze gebieden geldt dat deze alleen bevaren mogen worden 3 uur rond hoogwater (kan ook moeilijk anders, want grote delen van het Duitse wad vallen droog bij laag water). Betonde geulen mogen altijd bevaren worden, aanlanden tot 50 m van de waterlijn is toegestaan, verblijven (overtijen) niet. Net als in Nederland zijn er gebieden die gedurende een deel van het jaar niet toegankelijk zijn zoals aangegeven op de zeekaarten. Daarnaast zijn er gebieden die niet toegankelijk zijn, ook al staat dat niet op de zeekaart aangegeven, bijv. het vogelbroed- en foerageergebied aan weerszijde van het haventje van Petkum (Ems).



Uitgebreide informatie over het natuurbeheer m.b.t. de Waddenzee is o.a. te vinden op concept beheersplan Waddenzee.


Als er links geen menu staat, klik dan hier op home voor menu+homepagina