wadkanovaren.nl

De organisatie van een kanotocht op het Wad

laatst bijgewerkt: 14 januari 2011

 

De organisatie van een tocht ligt in handen van de tochtleider. Daarnaast is het goed als iedereen die aan een tocht meedoet op de hoogte is van de dingen die een rol spelen bij het voorbereiden en leiden van een tocht. Want ook al ben je geen tochtleider, je bent als deelnemer naar vermogen medeverantwoordelijk voor het wel en wee van iedereen tijdens een tocht. En dan is het goed als je weet welke zaken er zo al spelen bij het organiseren en goed laten verlopen van een tocht. Geef je rekenschap van alle onderdelen in de hieronder weergegeven procedure die op jou van toepassing zijn. Door de hele procedure vanaf de aanmelding bij de tochtleider tot en met de terugkeer naar huis door te lezen, krijg je als deelnemer een goed inzicht in alle aspecten die met een zeekanotocht samenhangen.

De procedure is gebaseerd op de gang van zaken bij een tocht georganiseerd vanaf een kanovereniging, maar is met enige aanpassing ook toepasbaar voor een tocht waarbij de deelnemers zich met kano op een bepaald vertrekpunt moeten verzamelen. De procedure is met enige aanpassing ook bruikbaar voor vlakwatertochten.

 

Taken tochtleider

 

Voorbereiding:

·          Opgave van de deelnemers via mail of telefoon /  acceptatie of weigering deelnemers

 Als iemand zich opgeeft die op grond van zijn vaardigheden niet mee kan, laat de tochtleider dat zo snel mogelijk aan de persoon in kwestie weten. Om onverkwikkelijke discussies te voorkomen, is het verstandig bij de aankondiging van een tocht aan te geven in welke categorie (A-D, zie onder vaardigheden) de tocht valt en aan welke eisen de deelnemers moeten voldoen. De eerste verantwoordelijkheid om aan een tocht deel te nemen ligt bij ieder persoonlijk. Geef je niet op voor een tocht als je vermoedt dat de tocht wellicht te zwaar is zonder vooraf te overleggen met de tochtleider. Omdat de tochtleider een extra verantwoordelijkheid heeft, moet een tochtleider nee kunnen zeggen tegen een iemand waarvan hij denkt dat diens deelname onverantwoord is of het karakter van de tocht te ingrijpend verandert.

·        Opstellen van een tochtformulier m.b.t. hoog/laagwater, tijdschema, e.d.

De tochtleider bereidt de tocht voor wat betreft tij, waterdiepte, toegankelijkheid gebied, e.d. om te zien wanneer de tocht mogelijk is en stelt een tijdschema van de tocht op (zie plannen van een kanotocht). Bij kanoverenigingen wordt dit vaak al in het begin van het seizoen gedaan als er een planning van tochten voor het hele jaar wordt gemaakt.

·        De vaarroute vaststellen op grond van tij, waterhoogtes, weersverwachting, daglicht, e.d.

De tochtleider bekijkt aan de hand van de zeekaarten, de getij- en stromingsgegevens en eventueel de weersverwachting de gedetailleerde vaarroute met de te passeren boeien en kompasrichtingen. Zie onder navigatie met de kano op het Wad voor gebruik van de zeekaarten en andere gegevensbronnen. Als er vooraf een tochtformulier is gemaakt, staan het tijdschema en de route daarop vaak al grof beschreven. Zie plannen van een kanotocht.

·        De avond voor de tocht beoordeelt de tochtleider of de tocht doorgang kan vinden op grond van de weersverwachting

Als regel kan het beste worden aangehouden een tijdstip rond half negen ‘s avonds, zodat het weerbericht van het achtuur journaal meegenomen kan worden. De weersvoorspellingen op internet maken ons minder afhankelijk van het weerbericht via radio en tv. Bij twijfel belt de tochtleider ’s morgens nog met de kustwacht voor het actuele lokale weerbericht en vraagt na of er nog waarschuwingen van kracht zijn (bijv. zeemist).

·        Regelen van de verdeling over de auto’s en transport kano’s / eventueel reserveren botenwagen

Als de deelnemers bij de opgave vermelden of ze met de auto (kunnen) komen, kan de tochtleider een principeverdeling van de deelnemers over de beschikbare auto’s maken en uitzoeken of de kano’s op de auto’s kunnen, of dat er een kanowagen gereserveerd moet worden. Eventueel belt/mailt hij met de betrokken autobezitters voor overleg.

·        Zorgen voor (aanwezigheid van) kaarten, marifoon, mobieltje, vuurpijlen, EHBO-doos, sleeplijnen, telefoonnummer kustwacht, e.d.

De tochtleider zorgt voor zeekaarten, eventueel marifoon, vuurpijlen en een EHBO-doos. Elke deelnemer moet eventueel zelf zorgen voor een sleeplijn en reservepeddel.

 

Bij de verzamelplek (kanovereniging of afgesproken plek):

·        Op tijd aanwezig zijn

De tochtleider heeft de leiding bij het klaarmaken voor vertrek, dus hoort hij als een van de eersten aanwezig te zijn

·          Controle materiaal

Controleer of alle boten, peddels, spatzeilen en zwemvesten zijn op- en ingeladen.

opladenboten

Vraag, afhankelijk van het weer en het soort water of iedereen de juiste kleding, schoeisel, eten en drinken mee heeft.


 

·         Controle aanwezigheid deelnemers, verdeling over auto’s

Ga na of iedere deelnemer aanwezig is; bel iemand op als die afwezig is, om te checken of hij nog komt of om te melden dat hij te laat is en niet meer mee kan. Controleer of iedereen een plaats in een auto heeft gevonden en coördineer dat indien nodig

 

 

 

 

 

 

·        Controleer de verlichting van een eventuele botenwagen, de bevestiging van de kano’s op de botenwagen en van de botenwagen zelf

In principe is elke chauffeur verantwoordelijk voor de boten die hij op zijn auto mee neemt, maar ook de tochtleider controleert of alles goed vastzit. Zeker als er een botenwagen meegaat, moet gecontroleerd worden of alle boten en peddels goed vastzitten.

 

 

 


 

Als er een botenwagen meegaat, moet hij van een nummerplaat met het autonummer van de trekkende auto voorzien worden of een eigen nummerplaat hebben. Voor vertrek moet gecontroleerd worden of de verlichting het goed doet. Vergeet niet het slot mee te nemen om bij het startpunt de botenwagen te kunnen vastleggen.

·        Uitstippelen rijroute naar vertrekpunt van de kanotocht

Samen met de chauffeurs spreekt de tochtleider af waar het startpunt is en volgens welke route het best gereden kan worden. Het is wel handig als er mobiele nummers worden uitgewisseld, zodat de auto’s zo nodig onderling contact kunnen hebben. Als er mensen zijn die rechtstreeks van huis naar het vertrekpunt rijden, wissel dan ook daarmee mobiele nummers uit.

Bij startpunt van de tocht:

·        Besluit over doorgaan van de tocht op grond van het weer, de weersverwachting en andere lokale omstandigheden ter plaatse

Ter plaatse kan blijken dat het weer te slecht is (mist, te harde wind, onweersdreiging, te hoge golven, e.d.) om de geplande tocht door te laten gaan, eventueel ook afhankelijk van de vaardigheden van de deelnemers. De tochtleider moet dan besluiten dat, ook al is men al ter plaatse, de tocht niet doorgaat en moet hij zo mogelijk een alternatieve tocht bedenken die wel mogelijk is onder de gegeven omstandigheden. Zo’n beslissing op het laatste moment kan vaak worden voorkomen als de tochtleider voor het vertrek van huis zich via de kustwacht of weerdiensten op de hoogte stelt van de actuele (weer)situatie en weersverwachting.

instapsteigerloog

·        Toezien op het afladen van de boten en op het klaarmaken van de boten

Als de boten van de botenwagen afgeladen zijn, moet de botenwagen met de sloten vastgelegd worden, zodat hij niet gestolen kan worden. Vraag ook of iedereen zijn auto heeft afgesloten.
Controleer eventueel of het gewicht van elke boot goed verdeeld is. Een boot die voor of achter te zwaar is, is lastiger te besturen. Als je een volgeladen boot ter hoogte van het zitje optilt, moet de boot ongeveer in evenwicht zijn.

·         Let er op of iedereen spatzeil, zwemvest en goede kleding aan en mee heeft

·         Voor dat men in de boten gaat wordt er een tochtbespreking gehouden

Vooraf wordt altijd een briefing gehouden, waarbij de tochtroute wordt doorgenomen aan de hand van de zeekaart en globaal een tijdschema voor de hele tocht wordt aangegeven.
Als de groep groot genoeg is, wordt een voorvaarder en een achtervaarder benoemd. Neem niet de snelste kanoër als voorvaarder en niet de langzaamste als achtervaarder. De voorvaarder moet, net als de tochtleider, in elk geval over een kompas en een zeekaart beschikken. Verdeel de eventueel overgebleven zeekaarten onder de liefhebbers.
Verdeel de vuurpijlen onder de deelnemers (eventueel met uitleg over het gebruik). Spreek af waar iedereen zich op het water verzamelt (in de haven, buiten de haven, bij een boei, enz.). De groep vertrekt collectief.

·         Voor het te water laten van de boten de boten controleren

Laat iedereen controleren of de luiken goed dicht zijn en of de scheg het doet. Als iemand zijn luik niet goed dicht heeft, kan zo’n luik door een golf los slaan en in het ergste geval zelfs verloren gaan. Zo’n kano is dan niet meer zeewaardig omdat het open compartiment vol water kan lopen. Eenmaal op het water is een vastzittende scheg veel lastiger los te krijgen, dus controle vooraf is handiger.

·        Aanmelden bij de zeeverkeerspost Den Helder, Terschelling of Schiermonnikoog

Je moet de tocht aanmelden met je mobieltje en niet per marifoon. Bij de aanmelding geef je op: je naam, je mobiele nummer, het aantal deelnemers, waar de tocht heen gaat en hoe laat je terug denkt te zijn (neem die tijd ruim) en indien van toepassing dat het een tocht is georganiseerd door kanovereniging of organisatie. Eventueel kun je nog vragen of er bijzonderheden zijn, zoals slecht weer, onweer of bijzondere scheepvaart)

·        Marifoon – indien aanwezig - aanzetten

Marifoonkanaal Brandaris = 2, Ameland/ Schiermonnikoog = 5, Borkum = 18, Eemshaven = 1, Delfzijl = 3, Emden = 21, IJsselmeer = 5.

·        Op het water voor vertrek controleren of de panieklus goed zit

Vraag op de verzamelplek op het water of iedereen de lus van zijn spatzeil vrij heeft liggen.

·        Bij vertrek de startrichting aangeven

Wacht tot iedereen zover is voor dat je aangeeft wat de vaarrichting is en je het vertreksein geeft

Tijdens de tocht:

·        Koers- en richtingaanwijzingen geven

·        Zo nodig individuele aanwijzingen geven

·        Zorgen dat de groep niet te veel uit elkaar komt te liggen maar bij elkaar blijft

De afstand tussen de uiterste boten (voor-achter en links-rechts) moet niet zo groot worden dat de tochtleider die boten niet meer kan aanroepen vanuit het midden van de groep. Als de boten in een groep te wijd uit elkaar liggen wordt het moeilijk om de groep te sturen en koerswijzigingen of andere aanwijzingen te geven.

·        Bij confrontatie met grote boten / beroepsvaart groep direct leiden (bijv. bij oversteken vaargeul)

Voor de beroepsvaart moet de groep als een compacte eenheid opereren, dus bijv. bij het oversteken van een vaarroute in konvooi loodrecht oversteken en bij het passeren van een schip op een kanaal of rivier iedereen aan dezelfde kant laten varen. Op het Wad kun je beter naast de vaargeul varen als er ook pleziervaart en beroepsvaart door heen gaat. Laat beroepsvaart duidelijk zien wat je van plan bent, zodat zij niet onnodig van koers hoeven te veranderen.

·        Bij zwakke en onervaren kanoërs een ervaren kanoër vragen oogje in het zeil te houden

·        Bij problemen (omgaan, luikverlies, peddelbreuk, verwonding, oververmoeidheid, e.d.) leiding nemen en oplossing / hulp organiseren

Bij bijv. een reddingsactie kan de tochtleider beter aanwijzingen blijven geven, dan zelf aan de reddingsactie mee te doen. Hij houdt een beter overzicht. Als hij wel zelf aan het redden gaat, wordt het lastig om tegelijkertijd aanwijzingen aan de groep te geven. Om dezelfde reden moet de tochtleider niet een medekanoër gaan slepen, maar een andere groepsgenoot vragen dat te doen.

·        Rustmomenten onderweg bepalen

drijfpauze

Veel kanoërs hebben behoefte aan pauze na 1,5 - 2 uur varen. Als niet uit de boten gestapt kan worden, kan een korte drijfpauze van ca 5-10 minuten ingelast worden. In principe bepaalt de zwakste deelnemer wat er mogelijk is. Desnoods moet zo iemand een stuk gesleept worden als het er om gaat op tijd over bijv. een wantij heen te gaan. Als iemand aangeeft een pauze nodig te hebben, is het onverstand om nog (lang) door te varen. De persoon in kwestie kan oververmoeid raken en heeft dan  meer kans een blessure op te lopen. 

·        Eventueel route aanpassen als omstandigheden dat eisen (toenemende wind, onweersdreiging, onrustige golven, vermoeidheid deelnemers)

·        Pauzeplek bepalen

Tochten op het Wad hebben vaak een lunchpauze buiten, op een zandplaat, in een kwelder, op een duin en slechts zelden in een café of restaurant. In principe is de pauzeplek vooraf al bepaald, maar bij een pauzeplek buiten gaat het er ter plekke nog om waar de groep het beste aan land kan gaan. Laat dat niet over aan degene die toevallig voorop vaart. De keuze voor de pauzeplek kun je laten afhangen van de aanwezige beschutting, droge (hoge) plekken op een zandplaat, het uitzicht, de verstoring van vogels of zeehonden, branding, e.d. Het kan zijn dat de grote pauze (meestal ca 1 uur) voorbij een bepaald punt moet zijn in verband met het tij; duurt dat te lang, houd dan zo nodig een korte drijfpauze.

beschutting

·        Tijdens de pauze eventueel aanwijzingen geven hoe men te veel afkoelen kan voorkomen

Zodra je uit de boot bent, koel je meer af dan tijdens het varen en sta je meer bloot aan de wind. Behalve het individuele belang, is het ook een belang van de hele groep dat niemand het te koud krijgt of ziek wordt. Daarom is het goed als er in de groep een of meer strandtentjes, tarps of andere vormen van beschutting meegenomen zijn of dat gepauzeerd kan worden in de beschutting van een duin, muur, o.i.d. Op een zandplaat is een beschutting te maken door een kano op een rug van zand te plaatsen.

·        Duur van de pauzes bepalen

Drijfpauzes duren 5-10 minuten. De lunchpauze halverwege duurt meestal ongeveer een uur. Die tijd is nodig om een beschutting te bouwen, te verkleden, warm drinken klaar te maken, te eten, een beetje uit te rusten, een wandelingetje te maken en om je weer klaar te maken om de tocht te vervolgen.

·        Bij vertrek na pauze eventueel opnieuw een tochtbespreking houden en nieuwe voor- en achtervaarders aanwijzen

·        Zorgen dat er geen afval achterblijft

·        Bij vertrek na pauze opnieuw iedereen laten controleren of spatzeilen en panieklussen goed zitten


Bij het eindpunt

·        Als het eindpunt niet het startpunt is, zorg dat daar een auto aanwezig is die de chauffeurs terugbrengt naar het startpunt.

·        Bepaal de plek om aan land te gaan

In principe gaat de groep op dezelfde plek aan land als waar men vertrokken is, maar bij laagwater kan het wijs zijn uit te wijken naar een plek waar geen of minder slik is. Bijv. bij de haven van Lauwersoog kan bij laagwater beter uitgestapt worden aan de hoge steigers in de vissershaven.

·        Zie toe op het goed opladen van de boten en de peddels

·        Meld je af bij de zeeverkeerspost

·        Let er op dat er geen spullen vergeten worden


Terug bij de eventuele kanovereniging

·        Toezicht bij afladen en opbergen boten en materiaal

Bij terugkomst moeten de boten weer afgeladen worden en moeten de peddels en spatzeilen eventueel schoon gemaakt en opgeborgen worden.

·        Innen van de transportkosten en betalen van de chauffeurs

De vergoeding van de autokosten wordt bepaald aan het de hand van het aantal verreden kilometers. Het beste kunnen de kosten van de tocht van tevoren bekend gemaakt worden bij de aankondigingen van de tocht.

jachthavenSchier